Sla Savannakhet met een gerust hart over. Je hebt er niets aan gemist. Echt niet.
“Ga naar Savannakhet,” zeiden ze…
Somano werpt zichzelf op als gids. Vol enthousiasme rijdt hij me in de luxe Toyota Landcruiser van zijn baas door de straten van de Laotiaanse hoofdstad Vientiane. Naast een bezoek aan het vreemde Boeddhapark (neem hier maar eens een kijkje) stuurt hij de bolide naar de Thai-Lao Friendship Bridge, de gouden stoepa van Pha That Luang (hét symbool van de stad) en de Putuxia. Laatstgenoemde is een betonnen mislukte replica van iets dat voor de Arc de Triomph door dient te gaan. We houden halt bij de Sisaket tempel, de Ho Pra Keo en de oudste tempel van de stad; Wat Si Muang.
Een flinke dosis cultuur, zo gezegd. Of ik nog langer in de hoofdstad blijf, vraagt hij hoopvol. “Dan kan ik je nog meer van Vientiane laten zien.” Nu is het geen vervelende stad om te zijn, maar de dagen die ik er doorbracht, zijn voldoende geweest. Tijd om weer verder te reizen. “Waar ga je naar toe dan?” “Het Zuiden,” mompel ik. “Ga naar Savannakhet,” oppert Somano.
Slaap bij mijn broer in Savannakhet
“Savannakhet?” Ik trek een wenkbrauw op en strek mijn arm uit om de Lonely Planet uit mijn stoffig geworden rugzak te trekken. Ik lees dat het het dichtstbevolkte gedeelte van het land is, dat het ooit deel uit maakte van de Ho Chi Minh Route en dat het aan de Mekong rivier gelegen is. “En, er is een dinosaurus museum,” klinkt het kinderlijk blij uit de mond van de Laotiaanse gids. “Mijn broer heeft er een guesthouse, ik bel hem, dan kun je daar overnachten.” Hij wacht niet eens mijn antwoord af. Savannakhet dus.
Wie ben je?
Met een slaperig hoofd stap ik in de bus, de hoofdstad achter me latend. Tijdens de rit blader ik nog eens door mijn reisgids. Langs de rivier, daar gebeurd het blijkbaar in Savannakhet. Ik lees over een belangrijke tempel en een provinciaal museum. Over dino’s met een eigen museum wordt in het boek met geen woord gerept.
Na een complete werkdag in de bus te hebben gezeten verruil ik dit vervoermiddel voor een tuktuk naar het Vannysouk Guesthouse. “Hello, I’m Eva,” zeg ik joviaal tegen een vrouwtje dat op de binnenplaats de was op hangt. Ze dribbelt naar binnen. Een (haar) man komt naar buiten en kijkt me verbaasd aan. “Wie ben je?”
Een gegeven paard overnachting
Het ziet er naar uit, dat er niet echt op mijn komst gerekend is. “Somano,” probeer ik terwijl ik met mijn duim en pink een telefoonhoorn naboots, alsof ik een spelletje hints met het echtpaar speel. Kort er na duwt de man me een sleutel in mijn hand en (b)lijkt alles (toch) in orde. Het hok is oud, stoffig, de bedden zijn hard en van een druppel warm water ontbreekt elk spoor. Iets met een gegeven paard… dat geldt ook voor een gegeven overnachting.
Let op de tijd
“Let op de tijd,” waarschuwt me een Australiër met wie een tuktuk (terug) naar het ‘centrum’ van Savannakhet deel. Zijn Aziatische vriendin knikt ter bevestiging haar hoofd. “Na 18.00 is het hier uitgestorven en vindt je geen tuktuk meer terug naar je guesthouse.”
Qua diner heb ik ingezet op twee mogelijkheden. Of iets op de avondmarkt nuttigen of bij een Fransman die een pizzatent uitbaat. Ben ik te vroeg? Te laat? Geen idee. De weinige stalletjes – romantisch met TL-buis verlicht – zien er nu niet echt gezellig uit om neer te strijken. De pizzatent is al gesloten. Of al een tijd gesloten. Om kort te gaan. Ik sta voor een gesloten deur. Damn.
Voor een habbekrats scoor ik toch nog ergens een bord rijst met kip. Het kost me moeite vervoer terug naar mijn hok te regelen. Wat een wereldstad. Not!
Savannakhet, tot nooit meer ziens
Vroeg, veel te vroeg, verlaat ik als een dief in de nacht het guesthouse. Op het busstation zie ik een stelletje dat ik een dag eerder in de bus naar Savannakhet zag zitten. Belgen zijn het. “Weer verder?” vraag ik zo neutraal mogelijk. “Ja, een dag is meer dan genoeg geweest,” antwoord het meisje. Op naar Pakse.
Meer Laos:
Betoverend Bolaven plateau
Hoe ik Vat Phou Champasak voor mezelf had